“Halvemaandemon”, “kleuterneuker” en “kontenbonkers”; uitspraken in het licht van de vrijheid van meningsuiting volgens art. 10 EVRM.

“Hier staat ‘Geert Akbar’, dat betekent ‘Geert is groter’. Wat ik daar eigenlijk mee bedoel is dat Geert groter is dan Mohammed de kleuterneuker. En Geert is groter dan Allah, de halvemaandemon. En zoals iedereen weet zijn Arabieren fervent kontenbonkers. En ze neuken kleine jongetjes. Dat is heel normaal in hun cultuur.”

– Robert de J.

Bovenstaande uitspraak werd gedaan in een documentaire over Geert Wilders[1] door Robert de J., lid van de zogeheten ‘Jewish Task Force’, welke bekend staat als een extreemrechtse activistische groepering. In de aanloop naar een pro-Wilders demonstratie gehouden in Berlijn door een organisatie genaamd ‘Politically Incorrect’ heeft Robert de J. een soort spandoek gemaakt of laten maken met daarop de tekst ‘Geert Akbar’. Hij haalt het spandoek uit de daarvoor bestemde geïmproviseerde houder en duidt de daarop afgebeelde tekst vervolgens met bovenstaande uitspraak. Na de uitzending van de documentaire doen twee personen aangifte wegens (groeps)belediging en wordt Robert de J. vervolgd voor groepsbelediging in de zin van art. 137c Sr.

De zaak kwam in eerste instantie bij de rechtbank Amsterdam terecht, welke Robert de J. vrijsprak.[2] Na een ingesteld hoger beroep door het Openbaar Ministerie heeft het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 9 maart 2016 het voorgaande vonnis weliswaar vernietigd, maar Robert de J. alsnog vrijgesproken.[3] Het Openbaar Ministerie hield vol en ging in cassatie. De Hoge Raad was het niet eens met het Gerechtshof, omdat het niet zonder meer begrijpelijk was dat de uitspraken van Robert de J. over de Arabieren en de associatie met homoseksualiteit en pedoseksualiteit niet onnodig grievend waren.[4] Vervolgens is op 25 oktober 2018 Robert de J. door het Gerechtshof Amsterdam wegens de uitlatingen over Arabieren veroordeeld wegens groepsbelediging en heeft hij een geldboete van 400 euro opgelegd gekregen.[5]

Hoe zou het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EHRM’) echter denken over dergelijke uitlatingen? Allereerst moet voorop worden gesteld dat de vrijheid van meningsuiting als geregeld in art. 10 EVRM een van de fundamentele beginselen is binnen een democratische samenleving en tevens een van de voorwaarden is voor de ontwikkeling van de hedendaagse mens. Derhalve is deze vrijheid, behoudens legitieme beperkingen, niet slechts van toepassing op informatie of ideeën die gunstig ontvangen worden, niet beledigend zijn of als onverschillig kunnen worden aangemerkt. Ook informatie of ideeën die in staat zijn om te beledigen, choqueren of ontstemmen kunnen hierdoor worden beschermd. Dit wordt immers vereist door de beginselen van pluralisme, tolerantie en ruimdenkendheid, welke van dien aard zijn dat bij afwezigheid daarvan er niet zoiets bestaat als een democratische samenleving.[6]

Wat zijn die ‘legitieme beperkingen’ dan precies? Daarmee wordt art. 10 lid 2 EVRM bedoeld, waarin onder andere wordt genoemd dat de vrijheid van meningsuiting gepaard gaat met zekere verplichtingen en verantwoordelijkheden. Het EHRM heeft vastgesteld dat onder dergelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden – in de context van religieuze meningen of geloven – moet worden verstaan dat men zich niet onnodig grievend uitlaat tegenover anderen en daarmee een inbreuk op de rechten van die anderen maakt, en derhalve niet bijdraagt aan enige vorm van publiek debat dat in staat is om voortgang te bewerkstelligen in intermenselijke betrekkingen.[7] Daarnaast heeft het EHRM, wanneer het aankomt op botweg racistische opmerkingen, meermaals in haar jurisprudentie aangegeven dat het daar niet van gediend is.

In Norwood[8] had een lid van een rechtse politieke partij posters opgehangen aan zijn raam waarop van buitenaf een afbeelding van de brandende Twin Towers te zien was, met daaronder de begeleidende tekst ‘Islam out of Britain – Protect the British People’. Dit werd gezien als een aanval op alle moslims door hen als schuldigen aan te wijzen voor een heftig terroristisch misdrijf, namelijk de gebeurtenissen van 11 september 2001. In Seurot[9] was er sprake van een docent die een artikel had geschreven voor de nieuwsbrief van de school waarvoor hij werkzaam was, waarin hij schreef dat Frankrijk overspoeld zou worden door hordes moslims uit Noord-Afrika. Deze zouden overal moskeeën bouwen en vieze, arrogante kinderen meebrengen. Tot slot had in Féret[10] een politicus pamfletten uitgedeeld waarop immigranten van een bepaalde (religieuze) afkomst werden bestempeld als de “couscous clan”, en werd deze ‘clan’ verantwoordelijk gehouden voor de aanslagen van 11 september 2001.

Hoe vallen de uitlatingen van Robert de J. te rijmen met de hierboven geschetste lijn van jurisprudentie?

Wat betreft de uitlatingen van Robert de J. omtrent de islam worden deze niet beoordeeld door de Nederlandse rechterlijke instantie, omdat deze buiten het bereik van art. 137c Sr zouden vallen. Desalniettemin wil ik er toch nader de aandacht op vestigen, in het licht van de Europese rechtspraak.

Het is niet geheel duidelijk wat ‘halvemaandemon’ betekent. Het lijkt een pseudo poëtische poging van Robert de J. om de islamitische god op een Tolkienesque wijze te bestempelen als een kwaadwillende bovennatuurlijke entiteit die zich in de diepe krochten van Khazad-dûm bevind, maar ik betwijfel ten zeerste of het EHRM dit als onnodig grievend zal beschouwen.

Wat betreft de kwalificatie van Mohamed, de profeet van het islamitische geloof welke een voorbeeld functie heeft voor vele van de volgers van de islam, als “kleuterneuker”, kan deze uiting volgens het Gerechtshof Amsterdam, een bijdrage leveren aan het publieke debat. Zowel de uitspraak over Mohamed als de uitspraken over Arabieren zouden namelijk gaan ‘over homoseksualiteit en pedofilie onder Arabieren en het verwijt dat in die kringen niemand zich tegen dat laatste uitspreekt en pedofilie zelfs door de islam en door imams wordt goedgekeurd’. Waar het Hof een dergelijke genuanceerde boodschap leest in de uitspraken van Robert de J., is mij volkomen onduidelijk.

Rest wellicht nog de vraag of de uitspraak “kleuterneuker” niet onnodig grievend is, gezien de religieuze context. Hier kan over gediscussieerd worden tot in de oneindigheid, gezien het ziet op de vraag of de profeet zich daadwerkelijk schuldig maakte aan het aangaan van intieme relaties met ‘kleuters’.[11] Omdat dit dus helemaal niet zo klaarblijkelijk vaststaat als dat Robert de J. doet geloven, en omdat Mohamed een profeet van een religie is welke leefde in een tijd en plaats waarin de maatschappelijke normen en waarden niet te vergelijken zijn met de onze, maar wel het mogelijke (!) gedrag van een profeet aan onze hedendaagse normen en waarden wordt getoetst om tot een seksuele expliciete en een buitengewoon grove uitspraak te komen welke hem wegzet als een hedendaagse zedendelinquent, een strafbaar feit wat wellicht net zoveel maatschappelijke afschuw wekt als terrorisme, denk ik dat deze uitspraak als onnodig grievend zou kunnen worden beschouwd.

Tot slot de uitspraken dat Arabieren “kontenbonkers” zijn en dat ze “kleine jongetjes neuken”. Het Gerechtshof Amsterdam acht deze uitspraken, na hierop te moeten zijn gewezen door de Hoge Raad, als buitengewoon grof en seksueel expliciet. De uitspraken missen bovendien iedere vorm van nuance en zijn beledigend, diffamerend en van dien aard dat zij als onnodig grievend kunnen worden bestempeld. Hierover wil ik slechts zeggen dat het interessant is hoe het Gerechtshof concludeert dat de uitspraken iedere vorm van nuance missen, terwijl het drie overwegingen daarvoor toch een genuanceerde boodschap leest in diezelfde uitspraken die zelfs zouden kunnen bijdragen aan het publieke debat.

Inhoudelijk gezien worden Arabieren middels deze seksuele expliciete en buitengewoon grove uitspraken op grond van hun ras bestempeld als pedofielen en, op minachtende wijze, als homoseksuelen. Ge­­let op de Europese rechtspraak en het gebrek aan een ‘onnodig grievend’-optie a la Otto-Preminger voor uitlatingen die buiten religieuze context zijn gedaan, en het bestaan van een zeker publieke debat omtrent immigratie en de multiculturele samenleving, zullen dergelijke uitspraken hoogstwaarschijnlijk niet bij voorbaat middels art. 17 EVRM worden beschouwd als een misbruik van recht. Maar ik acht de kans klein dat het veroordelen van groepsbelediging en het bestraffen met een geldboete van 400 euro van Robert de J. bij een gang naar het EHRM zal worden gezien als een schending van de vrijheid van meningsuiting als genoemd in art. 10 EVRM.

 

Door Ayrin Hassani Barbaran

 

[1] Wilders: The Movie, te zien op: https://www.2doc.nl/documentaires/series/teledoc/2010/wilders-the-movie.html. Het betreffende fragment begint vanaf +- 47:20

[2] Rb. Amsterdam 15 augustus 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5134

[3] Hof Amsterdam 9 maart 2013, ECLI:NL:GHAMS:2016:828

[4] HR 10 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:539, r.o. 4.5

[5] Hof Amsterdam 25 oktober 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3942

[6] EHRM 7 december 1976, ECLI:CE:ECHR:1976:1207JUD000549372 (Handyside), r.o. 49

[7] EHRM 20 september 1994, ECLI:CE:ECHR:1994:0920JUD001347087 (Otto-Preminger), par. 49

[8] EHRM 16 november 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:1116DEC002313103 (Norwood)

[9] EHRM 18 mei 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:0518DEC005738300 (Seurot)

[10] EHRM 16 juli 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0716JUD001561507 (Feret)

[11] Zie voor een mooie uiteenzetting van de problematiek hieromtrent het volgende artikel: https://www.theguardian.com/commentisfree/belief/2012/sep/17/muhammad-aisha-truth

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord